De eerste haaksteek: Losse haken
In elk patroon komt de haaksteek een losse voor. De losse is om een basis te maken bij het haken van een recht project, magische ring te sluiten of tussen toeren haken (genaamd een keerlosse) om het werk niet krom te laten trekken.
Wanneer het een getekend haakpatroon is, dan worden de losse aangegeven met een kleine ovaal. Eén ovaal staat voor 1 losse haaksteek.
Eindresultaat van een rij losse
Stap 1: Omslaan
Start met het maken van de opzetlus.
Sla daarna de werkdraad (de draad aan de bol wol) om de haaknaald heen.
Stap 2: Werk goed vasthouden
Houd je werk zo dicht mogelijk bij je haaknaald vast. Wijsvinger tussen de 2 draden in, met de werkdraad aan de achterkant. Leg dan je duim op de kleine draad, zie volgende foto’s.
Laat je haaknaald het werk doen en draai niet te veel met handen.
Stap 4: Haaknaald doet het werk
De haaknaald draait naar onderen toe om zo makkelijk door de lus heen te worden gehaald. Door hem naar voren te draaien houd de haak de werkdraad vast en kun je het zo door de lus heen halen.
Tip
Mocht het de eerste keren niet makkelijk gaan, kun je de lus zachtjes naar beneden trekken om het gat wat groter te maken en beter zichtbaar. Trek de lus niet te veel aan en gebruik de dikte van je haaknaald, dus niet helemaal vooraan de haaknaald haken waar het heel smal/plat is. Als je een beginnende haker bent of haal strak haakt, is het beter om de losse met een 0,5mm dikker te haken dan de rest van het werk. Het is anders heel lastig om de volgende toer in deze losse te haken.
Stap 5: De eerste gehaakte losse is een feit
Wanneer de werkdraad door de lus heen is gehaald, is de eerste losse gemaakt.
Tweede losse
Sla weer je werkdraad om je haaknaald heen en haal hem door de lus heen. Houd je werk nog steeds kort, verplaats dus steeds je vingers naar boven toe, dichtbij de haaknaald.
Eindresultaat
Een mooie rij losse om het haakproject te starten. In veel rechte projecten staat ook een keerlosse; dit is een normale losse, maar wordt gebruikt om het werk makkelijk te keren en zo wordt het werk niet naar binnen getrokken. Bij een vaste maak je 1 keerlosse en bij een stokje maak je 2 keerlosse en soms zelfs 3 stuks.